Instroom lage en uitstroom hoge inkomens kan ook goed zijn

Langlopend onderzoek afgesloten met congres De Buurt als Jas

De instroom van lage inkomens in een wijk en een uitstroom van mensen met een hoger inkomen hoeft helemaal geen probleem te zijn. Dat is een van de belangrijkste conclusies die getrokken kan worden uit het langlopend onderzoek naar de functie van buurten.

Door Mariska van der Sluis

De meeste buurten functioneren als roltrap, waar huishoudens met een inkomen, lager dan het gemiddelde in een buurt, komen wonen. Ze kennen vervolgens een sterk opwaartse sociale ontwikkeling. Eenmaal uit de ‘jas’ van het huis en de wijk gegroeid, bijvoorbeeld omdat er kinderen komen, trekt een deel van de bewoners de buurt weer uit. Er is sprake van veel dynamiek. Van buitenaf kan het lijken alsof de buurt achteruit gaat, maar deze instroom van lagere inkomens en uitstroom van hoge is echter geen probleem. Dit is een van de belangrijkste bevindingen van het vierjarig onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met Corpovenista en Platform 31.

De buurt kan gezien worden als een jas, die past in een bepaalde fase van het leven. Op een gegeven moment wordt het tijd voor een nieuwe jas. Volgens de onderzoekers doen steden en corporaties er daarom goed aan om een grote variatie aan woonmilieus te waarborgen, om ruimte te bieden aan steeds veranderende huishoudens en daarmee stedelijke en regionale woningmarkten optimaal te laten functioneren. Iedere wijk heeft zijn eigen functie. De levensloopbestendige wijk, de wijk die in alle levensfase zou passen bij het huishouden, bestaat niet en moet ook niet worden nagestreefd.

Paul Tholenaars (Woonbedrijf), stuurgroeplid van Corpovenista, is vanaf het begin bij het project betrokken geweest. Het valt hem op dat de praktijk vaak nog vol ongeloof reageert op de bevindingen van het onderzoek: ‘Het idee van een buurt als roltrap, dat buurten op die manier te typeren zijn, dat past niet in het bestaande denkkader. Je merkt dat mensen echt aan zo’n idee moeten wennen”, aldus Tholenaars.

Voor stuurgroeplid Perry Hoetjes (Stadgenoot) was leverde het in elk geval een eyeopener op. “Dat ik als beleidsmaker niet per definitie hoef te schrikken van een hoge instroom van mensen met een laag inkomen en een hoge uitstroom van bewoners met een hoog inkomen, dat is echt een leerpunt.”

Volgens Hoetjes is het wel belangrijk om naast het inkomen ook naar leeftijd en opleidingsniveau te kijken om te beoordelen of de geschetste in- en instroom geen signaal is dat het minder goed gaat in een wijk. “Het kán natuurlijk wel een signaal zijn. Als je vervolgens naar het opleidingsniveau van de in- en uitstromers kijkt vormt zich al een genuanceerder beeld.”

Het onderzoek werd op dinsdag 15 april afgesloten met de conferentie ‘De Buurt als Jas’ in Stayokay Zeeburg, gelegen in de Indische Buurt in Amsterdam. Hoetjes nam als stuurgroeplid van Corpovenista deel aan één van de workshops van de middag, waarin met onderzoekster Annalies Teernstra (UvA) werd gediscussieerd over de uitkomsten van het onderzoek. In de discussie over wijkvernieuwing werd nog eens benadrukt hoe belangrijk het is om scherp te krijgen waarom je precies ingrijpt in een buurt. Gaat het erom mensen uit (kans)armoede te halen, of is een prettige woonomgeving het doel? De probleemanalyse, het schaalniveau en het type ingrepen zijn per doel wezenlijk verschillend.

De eindpublicatie van het onderzoekstraject verschijnt later dit voorjaar.